Over deze route

Sluis heeft de unieke sfeer van een grensplaats, Bourgondisch en een tikkeltje Vlaams. Deze route (4,4 km) volgt de contouren van de oude stadswallen, het zijn de tastbare restanten van een rumoerig verleden. Deze wandeling over de stadswallen is overigens ook in te korten naar een route van ongeveer 2,5 km. 

In Sluis staat de enige Belforttoren van Nederland. Jarenlang heeft het Belfort als Stadhuis dienst gedaan. Sinds 2013 is er een modern en interactief museum gehuisvest met o.a. een afdeling over de geschiedenis van Sluis en een afdeling over Johan Hendrik van Dale (de grondlegger van het woordenboek 'De Dikke van Dale') en taal. J.H. van Dale heeft als stadsarchivaris in dit Belfort gewerkt.

Als je omhoog kijkt, zie je een houten beeldje uit 1421. Ontdek de legende achter Jantje van Sluis die elk kwartier met zijn hamer de klokken slaat…

Je kan de wandeling ook uitbreiden (12 km) naar het naburige Sint Anna ter Muiden één van de allerkleinste stadjes van Nederland. Dat is een ommetje waar je geen spijt van krijgt: het historische Marktplein staat in zijn geheel op de monumentenlijst!

Dit ga je zien

  • 1
  • 2
  • 62
  • 3
  • 4
  • 63
  • 64
  • 5
  • 31
  • 45
  • 6
  • 7
  • 61
  • 62

Beschrijving

Vertrek vanaf het bordes van het Belfort en loopt de Meerminnestraat in (autovrije straat tegenover het Belfort).

  • Hier op het einde van de Kaai, in de kaaimuur, bevindt zich een gedenksteen, welke herinnert aan de openstelling van het kanaal in 1858. Daar vlak onder, nog net boven de waterspiegel, zien we de gemetselde boog van een uitwateringssluis, waardoor het water van de Vliet van het Aardenburger Ambacht werd afgevoerd in het Zwin en waaromheen Sluis ontstaan is. Hieraan dankt Sluis zijn naam!
    Toen het Zwin was ingepolderd en het garnizoen was opgeheven, was het met de Sluisse welvaart snel gedaan. Men sprak toen van de “Sluisse êrmoe” (- Sluisse armoede). In die tijd was er weinig werkgelegenheid, veel mannen brachten hun tijd door aan de Kaai. Omdat ze niets te doen hadden, hingen ze over de leuning en spuugden in de Kaai. Vandaar dat de Sluizenaars de bijnaam “Kajespugers” kregen.

Ga naar rechts en via de Kaai loop je naar het Walplein totdat je begroet wordt door het standbeeld van Johan Hendrik van Dale.

  • Je kent ze vast wel; de woordenboeken “De Dikke van Dale”. Misschien heb je er wel één in de boekenkast staan. Wat ja vast niet weet, is dat de wieg van de samensteller van “het Groot woordenboek der Nederlandse taal” in Sluis stond. Hier werd hij geboren op 15 februari 1828. Johan Hendrik van Dale is wellicht de beroemdste Sluizenaar. Hij trouwde in 1850 met Maria Moens met wie hij zeven kinderen kreeg. Al op 26-jarige leeftijd werd hij hoofdonderwijzer van de openbare school en in 1855 stadsarchivaris van zijn geboorteplaats. Een zwakke gezondheid kluisterde hem regelmatig aan zijn bed. Van Dale was van alle markten thuis; hij schreef schoolboekjes, haalde aktes voor verschillende talen, natuurkunde, landbouwkunde en wiskunde. Ondanks zijn vele prestaties en bezigheden bleef hij bekend als een vriendelijke en bescheiden man. Hij was bevriend met hoogleraren, werd in binnen- en buitenlandse genootschappen als lid opgenomen en was in 1864 oprichter van de Sluisse rederijkerskamer “de Oranjebloem”. Een rederijkerskamer is in de 19e eeuw een naam voor een vereniging van dichtliefhebbers en amateurs van het toneel. Hij kreeg vele mooie betrekkingen aangeboden, maar hij wou zijn geboortestreek nooit verlaten. Zijn voornaamste historische verdienste voor Sluis was zijn publicatie “Een blik op de vorming van de stad Sluis en op den aanvang harer vestingwerken van 1382 tot 1587”. De voltooiing van zijn woordenboek heeft van Dale echter nooit meegemaakt, op 19 mei 1872 stierf hij aan de pokken. Hij werd begraven op de plaatselijke begraafplaats. Zijn leerling en vriend J. Manhave heeft het woordenboek afgewerkt. Dat Sluis hem niet vergeten is, bewijst zijn borstbeeld. Ook een school, een hotel en een straat danken hun naam aan deze grootste taalkundige die Sluis ooit bezat.

Loop verder naar de vijf stenen palen.

  • Voor je zie je vijf hardstenen palen. De middelste is de oude jurisdictiepaal van de stad Sluis (1660). Tot 1794 was hij in gebruik om het rechtsgebied af te scheiden van de stad Sluis en het zogeheten ‘s Lands van den Vrije van Sluis. Op de ene zijde van de paal staat dan ook “’t Vrije” en op de andere zijde “Sluys”. De vier andere palen staan niet meer op de oorspronkelijke plaats. Het zijn zogenaamde Oostenrijkse palen en duiden de grens aan tussen Staats-Vlaanderen en de Oostenrijkse of Zuidelijke Nederlanden. Waarschijnlijk zijn ze geplaatst kort na het Verdrag van Fontainebleau (1785) dat vrede sloot tussen Oostenrijk en de Nederlanden. Op de palen prijkt aan één zijde een medaillon met de Staatse staande en gekroonde leeuw en op de andere zijde een medaillon met de Oostenrijkse “dubbele arend”.

Vervolg je weg langs het kanaal (Jaagpad). In de bocht van het kanaal ligt de Parmabrug. Loop de brug op en blijf in het midden even staan.

  • Het kanaal Sluis-Brugge, beter bekend onder de naam “De Damse Vaart” of “Napoleonkanaal”, werd gegraven door Spaanse krijgsgevangenen tussen 1812 en 1814 onder impuls van Napoleon. Het oorspronkelijke doel was om een verbinding tot stand te brengen tussen Brugge en de Westerschelde via Sluis naar Breskens. Het kanaal was niet bedoeld om de welvaart van de stad te bevorderen maar om Napoleons militaire transporten en bevoorrading onafhankelijk te maken van de verbinding over zee. Gezien de nederlaag van Napoleon kwam men niet verder dan dit punt. In 1854 werd het kanaal doorgetrokken tot in het centrum van de stad.
    Laat je gedachten eens afdwalen en stel je je eens voorbijvarende trekschuiten voor die zojuist vertrokken zijn vanuit de haven richting Brugge. Kort na 1854 kwam er een trekschuitverbinding tussen Sluis en Brugge. Een trekschuit wordt ook wel een barge genoemd. De tocht kon wel drie uur duren. Enkel op zaterdag werd de reis in slechts twee uur gedaan, er werden dan twee paarden ingezet in plaats van één. De meeste passagiers waren dan boeren en boerinnen die met manden vol vlees en worst naar de Brugse zaterdagmarkt gingen. De Vlaamse trekschuiten hadden een goede reputatie wat betreft het tafelen. Er bestaat een lofzang van een Nederlandse reiziger, die rond 1750 aan boord stapte en onderweg genoot van de drie schotels die op de spijskaart stonden. Hij declareerde aan zijn baas twee stuivers voor de reis en een gulden en tien stuivers voor “wegens verteer, aan boord gedaan”.

Loop de Parmabrug over en ga naar links. Aan je rechterhand zie je de ruïne van de Steenen Beer.

  • De Steenen Beer, ook wel Westpoort of Brugse Poort genoemd, werd gebouwd tussen 1444 en 1456 door de meester-metselaar Hendrik Timmerman. De versterkte stadspoort fungeerde als hoeksteen van de vestingwal die Sluis moest beschermen tegen de aanvallen van heel wat legerbenden. De versterking heeft vele zware aanvallen vanuit Brugge te verduren gehad. Het werd in 1587 bij de belegering en inname van Sluis door de hertog van Parma verwoest. Een gedeeltelijke restauratie vond plaats van 1968 tot 1972 en opnieuw in 1991. De Steenen Beer bestond oorspronkelijk uit o.a. een manschappenzaal, een wapenzaal, een wenteltrap, opslagruimte en een kruitmagazijn.

De wandeltocht gaat nu verder over de stadswallen. De wallen werden gereconstrueerd tot op hun historische hoogte. Vanaf hier heb je een mooi uitzicht over het landschap en op de historische stadsgracht. Loop verder tot aan de Waterpoort.

  • De Waterpoort (1424) werd opgetrokken door stadsmetselaar Joris Lietac. Sinds het ontstaan van Sluis tot 1572 kwam door deze poort het overtollige water uit de omgeving van Aardenburg de stad binnen. Via een sluis stond het water in verbinding met de Sluisse binnenhaven en met het Zwin. Je kunt nu de trap afdalen om de poort van de andere zijde te bekijken.

Je kunt de weg vervolgen over het fiets/wandelpad en vervolgens via het bruggetje, of gewoon het wandelpad boven op de wallen blijven volgen.

Als je voor het laatste kiest, zie je rechts beneden, net voorbij de poort een veedrinkput. Een ideale oplossing voor de meest bedreigde en beschermde diersoort van Nederland, de boomkikker. Als je iets verder loopt, kom je aan het “Nassau” bolwerk. In de Tweede Wereldoorlog was hier een Duits strafkamp voor eigen onwillige soldaten. Beneden zie je een tweede drinkput.

Het laatste stukje van de wallen brengt je in de Nieuwstraat. We slaan nu linksaf, richting de molen. De route gaat straks verder over de vestingwallen, via de Zuidpoort, die aan de overkant van de straat ligt.

  • De molen is voor publiek toegankelijk (entree via de winkel): Doorlopend open vanaf 10.00 uur. Buiten het seizoen gesloten op donderdag en vrijdag. In de Middeleeuwen bezat Sluis een tiental molens, waarvan er in 1920 nog slechts drie over waren. De enige nog overgebleven molen van Sluis op ‘t Meul’ende is een windkorenmolen. De molen werd “De Brak” genoemd, naar een Frans hondenras “Braque”, een jachthond die steeds met zijn neus in de wind loopt. De molen dateert uit 1739 en is daarmee de eerste stenen molen in de streek. De molen is een “bovenkruier met stelling”. Het bovenste gedeelte van de molen kan naar de wind worden gezet (dit noemt de molenaar “kruien”). Daarnaast is de molen voorzien van een stelling. Vanaf hier heb je een prachtig panoramisch zicht over Sluis en omgeving. Er zijn zes zolders (verdiepingen): de graanzolder, de builzolder, de maalzolder, de steenzolder, de luizolder en de kapzolder. Boven de deur zit een gevelsteen met de naam van de eerste bouwheer. De molenbaard (houten bord aan de voorzijde van de molenkap) is aan de onderkant gegolfd en voorzien van de naam en de datum van de molen. Let ook op de prachtige windwijzer- standaard in de vorm van een jachthond. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd “De Brak” verwoest. In 1950 begon de heropbouw. De molen werkt nog als vanouds. De molenaar maalt en mengt zelf nog het meel voor de huisspecialiteiten van de zoete kaart. In het winkeltje kan je ook deze meelproducten kopen.

Loop terug naar de wallen, richting Zuidpoort.

  • De Zuidpoort is de oudste poort van Sluis en werd aangelegd van 1399 tot 1406 door de meestermetselaar Arend de Keijser. Dit is de oude toegangspoort van Sluis naar Aardenburg. Via deze stadspoort kwam men over een lange loopbrug en ophaalbrug in het ravelijn “Vriesland”. Een ravelijn is een verdedigingseiland in de hoofdgracht ter dekking van de achterliggende rechte wal tussen de bastions. Vanaf hier kon men via een soortgelijke verbinding de vaste wal bereiken. De poort is in gebruik geweest tot 1795 en was vroeger veel groter. Rechts aan de ingang van de poort zie je het oude poortwachtershuisje dat nog tot 1928 bewoond werd.

Vervolg de tocht boven op de wallen tot aan het bolwerk “Zeeland”. Voor de courtine die “Zeeland” met het volgende bolwerk “Schuttershof” verbindt, ligt het ravelijn “Utrecht”.

We horen je denken: Bolwerk? Courtine?
Een bolwerk of bastion is een vijfhoekige gemetselde of aarden uitbouw van een verdedigingsmuur of –wal van een vesting, fort of schans.
Een courtine is een hoofdwal die twee bolwerken of bastions verbindt.

Na een stukje wandelen komen we bij de Oostpoort.

  • De Oostpoort is gebouwd tussen 1424 en 1432 door de meestermetselaar Joris Lietac. De poort is in 2010-2011 volledig gerestaureerd. Tijdens de restauratiewerkzaamheden is een (oude en ongevaarlijke) kanonskogel gevonden. Deze is als permanent aandenken in de Oostpoort gemetseld. We dalen de trap af om het indrukwekkend bouwwerk beter te bekijken. Vanaf de brug kijken we op een vijver en iets verder zien we het ravelijn “Holland”. Terug op de wallen zien we beneden aan onze linkerkant het hertenpark. Aan het einde van dit gedeelte van de stadswallen zien we voor ons het “Galgen” bolwerk. Hier werden ter dood veroordeelden terechtgesteld. Voor wie meer wil weten over Sint Anna ter Muiden, het kleinste stadje van Nederland, kan de route van 10km oppakken zoals beschreven na de 5km route.

Wie kiest voor de 5 kilometer slaat linksaf de Zuiddijk op richting het Belfort. Na de sportvelden gaan we rechtsaf (St. Pieterstraat) en meteen weer linksaf (Dinsdagstraat) en komen zo bij het St. Jankerkhof. Hier heeft één van de grootste kerken van Vlaanderen gestaan, namelijk de St. Jankerk.

  • De geschiedenis van deze vroegere kruiskerk dateert uit het midden van de 14e eeuw. Dit godshuis was vroeger één van de grootste van de streek. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden werd de kerk zwaar beschadigd. Na deze oorlog werd ze hersteld met bruikbare materialen van een nog oudere gehavende kerk uit Sluis, nl. de O.L. Vrouwekerk. Na de verovering van Sluis door prins Maurits in 1604, werd de kerk definitief gebruikt voor de hervormde erediensten. In de St. Jankerk bevonden zich graftombes van vooraanstaande personen o.a. raadsheren van de hertogen van Bourgondië en gouverneurs. Het gebouw werd verwoest door een brand in 1811, waarschijnlijk door de onbehoedzaamheid van een loodgieter. De resten van de afgebrande kerk bleven staan tot in 1823. De fundamenten werden in 1948 blootgelegd en men ontdekte beschilderde grafzerken (fragmenten bevinden zich in de raadzaal van het stadhuis). Naar aanleiding van het 50-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina werd een park aangelegd op de plaats van de vroegere kerk. Sindsdien is deze plaats beter bekend onder de naam “St. Jankerkhof”. Het rijtje huisjes aan je rechterzijde zijn de “rentjes”. Rentjes is de benaming van de vroegere rent- of huurhuisjes, deze behoorden toe aan de diaconie (armenzorg) van de Hervormde kerk.

Volg de Dinsdagstraat, steek de weg over en via de Julianastraat kom je op de Groote Markt. Loop naar het Belfort (voormalig stadhuis).

  • Het enige Belfort dat Nederland rijk is, staat in Sluis. Het is gebouwd in 1375 naar het voorbeeld van andere Belforten in Vlaanderen zoals Gent en Brugge. Het is een in gotische stijl opgetrokken, rechthoekig gebouw, met een forse ingebouwde toren. Met zijn vier uitkragende hoektorens beheerst dit Belfort het silhouet van Sluis. De toren was het symbool van de vrijheid van de stad en meteen ook een ideaal uitkijkpunt voor de stadswachten. Een Belfort was het zinnebeeld van burgertrots en gemeentelijke zelfstandigheid. In 1393 werd het stadhuis verwoest door brand. Het jaartal 1396 boven het timpaan (=boogveld boven de ingang), geeft de datum aan van de wederopbouw van het stadhuis. De kunstenaar Jacob van Huse maakte in 1424 een klokkenmannetje “Jantje van Sluis”. Dit beeld werd in de toren geplaatst en slaat elk kwartier met een hamer op de klokken. Menig Sluizenaar weet op zijn eigen manier de legende van Jantje van Sluis na te vertellen. De legende van Jantje Sluis lees je verderop. Tijdens de Tweede Wereld Oorlog (op 11 oktober 1944) werd het stadhuis verwoest en praktisch met de grond gelijk gemaakt. Hierna is het in zijn oorspronkelijke staat terug opgebouwd en in 1960 weer in gebruik genomen. De raadszaal heeft een prachtig interieur met verschillende kunstwerken. De eigenlijke raadszaal is maar een derde van de huidige. Hij is nog steeds in gebruik voor o.a. vergaderingen, huwelijksplechtigheden en als ontvangstruimte.
    Een object dat onmiddellijk in het oog springt, is het smeedijzeren hek uit de 18e eeuw. Oorspronkelijk werd dit hek gebruikt voor de vierschaar (= vroeger de door vier scharen/banken ingesloten ruimte, waar binnen een rechtsgeding werd gehouden) van het stadhuis in Middelburg. De wapenversiering op de balken zijn van personen die van historische betekenis zijn geweest voor de stad Sluis, zoals de graven van Vlaanderen, de hertogen van Bourgondië en natuurlijk niet te vergeten Prins Maurits, die Sluis bevrijdde van het Spaanse juk in 1604. Schitterende en belangrijke gebeurtenissen speelden zich in Sluis af. Zoals het huwelijk van Filips de Goede met Isabella van Portugal (1430) wat hier met pracht en praal is voltrokken. Ook de verloving van Karel de Stoute met Margareta van York (1468) vond plaats in Sluis.
    De kelder van het Belfort doet dienst als expositieruimte. Vroeger speelden zich hier heel andere taferelen af. Een gedeelte van de kelder deed dienst als pijnkamer. Hier stond de pijnbank om martelingen uit te voeren. De pijnbank was een zware eiken balk in de vorm van een uitgestrekt mens. De tweebeukige kelders zijn in gebruik geweest voor diverse doeleinden: opslagruimte voor geschut en geweren en allerlei oorlogstuig, het drogen van visnetten en als vleeshal.

In het Belfort is een museum gevestigd. Wil je nog meer weten over Sluis en J.H. van Dale? Breng dan een bezoek aan het museum. Vanaf de toren heb je een prachtig uitzicht over de Zwinstreek.

Jantje van Sluis

Zoals afgesproken geven we je nog de legende van Jantje van Sluis. Sinds vele jaren prijkt in de noordelijke gevel van de Belforttoren een houten beeldje. Dit mannetje in 17e eeuwse klederdracht slaat met zijn hamer de tijd op de vier naast hem hangende klokken. De plaatselijke bevolking noemt hem “Jantje van Sluis”. Op een dag in 1606 verzaakte hij zijn plicht maar werd voor altijd de held van Sluis. Zoals vele verhalen is ook dit verhaal in de loop der eeuwen geromantiseerd, toch bevat het wel een kern van waarheid. In 1604 had Maurits van Nassau een aanval gedaan op het noordelijk deel van Vlaanderen met het doel Oostende (dat het laatste bolwerk was in handen van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden) te ontzetten. Hij slaagde daar niet in maar hij veroverde wel een deel van het noorden van Vlaanderen nl. Cadzand, Oostburg, IJzendijke, Philippine, Aardenburg en tenslotte na een beleg van drie maanden, Sluis. Sluis was een machtige vesting. Er was een sterk Nederlands garnizoen gelegerd. De Spanjaarden wilden met alle mogelijke middelen het gebied weer in handen krijgen. Ze deden een poging hiertoe in 1606. Men had hiervoor een fransman aangetrokken, Louis de Combusier, seigneur Du Terrail. Hij had zich o.a. bij verrassingsaanvallen op Bergen op Zoom en Bredevoort verdienstelijk gemaakt.

In het Spaanse kamp was afgesproken dat de aanval zou plaatsvinden als de klok van de Belforttoren een bepaald uur zou slaan. Men wachtte meer dan een uur... en nog een uur, maar nog steeds had er geen klok geslagen. De tijd verstreek en weldra zouden de eerste zonnestralen doorbreken. De Spanjaarden meenden dat er verraad in het spel was omdat er geen klokslag was gehoord. Maar Du Terrail liet zich niet van de wijs brengen, hij ging aan de slag. Een deel van de aanvallers stormde op de poort af, in de stad was men inmiddels gealarmeerd en van alle kanten kwamen soldaten toegestroomd. De soldaten riepen luidkeels bevelen zodat de aanvallers de indruk kregen met een sterke bezetting te maken te hebben.

Wat was de oorzaak van het zwijgen van de klokken? Die dag was het kermis en kon Jantje de verleiding niet weerstaan om deze te bezoeken. Hij mengde zich in het feestgewoel en keek te diep in het glaasje. Hierna was hij niet meer in staat om de klokken te luiden...een geluk bij een ongeluk!

Route 10 km

Sint Anna ter Muiden

Na de Oostpoort slaan we rechts de Zuiddijk op en weer links de stadswal op.

  • Aan je rechterzijde, net buiten de omwalling, heeft vroeger het groot kasteel van Sluis gestaan. Het kasteel stond aan de oever van het Zwin. Eind veertiende eeuw was dit kasteel gebouwd door een Franse koning. Het diende als citadel ter beheersing van de handelsvaart tussen Kroon-Vlaanderen en Engeland. Het kasteel was rechthoekig van vorm, voorzien van weergangen en had 16 torens, 2 poortgebouwen en in totaal 36 vertrekken. De afmeting was 86x80 meter. De muren waren 15 meter hoog en bijna 4 meter dik. Door de muren liepen gangen die de torens met elkaar verbonden. In het begin van de vijftiende eeuw werd tegenover dit kasteel (op de andere oever) het kleiner kasteel gebouwd, de toren van Bourgondië genaamd. Op beide oevers werd een houten paalwerk aangebracht met daartussen een ketting die over het water strak gespannen kon worden. Op deze manier kon men het Zwin afsluiten voor scheepvaart. Later werden de kanonnen steeds krachtiger en werd de toren van Bourgondië afgebroken, ook het grote kasteel werd aangepast. In 1794 (Franse bezetting) werd het kasteel zwaar beschadigd en vervolgens gedeeltelijk afgebroken.

We lopen tot aan de Provinciale Weg. We steken voorzichtig over, gaan naar rechts en lopen een stukje langs de Provinciale Weg. We gaan links het Maenhoutsdijkje op. Op het einde links de Weg om den Paspolder in. We vervolgen onze weg tot aan de grenspaal nr. 362. Hier gaan we weer naar links.

  • Het Pas bestond uit een stelsel van ravelijnen en bolwerken, die dienden om de haven van Sluis te beveiligen. Er bevond zich een duiker, waardoor het mogelijk was vanuit de haven het water te laten stijgen tussen de ravelijnen en de bolwerken om op die manier het omringende land te inunderen (onder water te zetten). Het zuidelijke en grootste deel heet het Groot Pas, het meest noordelijke deel waar eens het Klein Kasteel (toren van Bourgondië) stond, werd het Klein Pas genoemd. Op het Groot Pas bevond zich de Paspoort waar men via loopbruggen en ophaalbruggen de oude weg naar Sint Anna ter Muiden kon inslaan. ‘Pas’ betekent nauwe doortocht van de zee tussen 2 gedeelten land.

We blijven de weg volgen tot aan grenspaal nr. 361.  

  • Tijdens de Tachtigjarige oorlog was St. Anna ter Muiden gelegen op de grens van het door Prins Maurits veroverde gebied. Naar zijn ligging, dichtbij Sluis, kon men het tot Nederlands gebied rekenen, maar bij de grensbepaling als gevolg van het Twaalfjarige Bestand in 1609, werd het Spaans gebied. Dit was niet naar de zin van Sluis, dus werden onder toeziend oog van de Nederlandse militaire gouverneur van Sluis de grenspalen verplaatst en werd St. Anna ter Muiden Nederlands grondgebied.
    De rijksgrens tussen België en Nederland werd op 8 augustus 1843 vastgelegd in Maastricht. De 400 km lange grens is met ongeveer 370 palen aangeduid. De gietijzeren palen zijn kegelvormig en wegen 372 kg. Grenspaal nr. 1 is geplaatst op het hoogste punt van Nederland bij Vaals en het eindpunt is nr. 369 in het Zwin bij Retranchement. Voor het grensgedeelte met Zeeuws- Vlaanderen (ca. 100 km.) waren er 100 palen nodig.
    In dit grensgebied heeft er door de geschiedenis heen veel strijd gewoed. We bevinden ons dan ook in een gebied waar veel forten, linies en waterlopen gebouwd zijn, zowel door de Noordelijke als ook door de Zuidelijke Nederlanden, beter bekend als de Staats-Spaanse Linies. Als je bij de grenspaal staat en in westelijke richting kijkt, richting België dan ligt daar de Cantelmo-linie. Hier en daar nog herkenbaar in het landschap. De Cantelmo-linie was een doorlopende linie tussen 2 forten, aangelegd door de Spaanse generaal Cantelmo tijdens het 12-jarige bestand (1609-1621). Men hoopte het gebied ten zuiden van het Zwin te beschermen tegen invallen van de Staatse soldaten vanuit de vestingstad Sluis.

We vervolgens onze weg (links) via de Graaf Jansdijk.

  • Deze dijk is genoemd naar Graaf Jan van Bourgondië die graaf was van Vlaanderen en Hertog van Bourgondië van 1405 tot 1419. Hij had de bijnaam “Jan zonder Vrees”.
    De dijk kwam er rond 1375, nadat door stormvloeden de Braakman (een toenmalige zeearm), gelegen in midden Zeeuws-Vlaanderen, zich snel uitbreidde. Hierop liet de graaf een dijk opwerpen vanaf Knokke tot aan De Honte westelijk gelegen van het tegenwoordige Terneuzen. Dit om uitbreiding van de zeearm te voorkomen en zo de toenmalige polders te beschermen, een soort voorloper van het Deltaplan.
    Hier zie je ook de voor het polderlandschap kenmerkende bomen, knotwilgen. Knotwilgen waren vroeger boerengeriefsbomen en werden voor diverse doeleinden gebruikt. De dikke takken werden gebruikt als grensafscheiding. Door takken te vlechten ontstond een stevige basisconstructie voor het aanleggen van dijken. De twijgen werden gebruikt voor het maken van manden en van de allerdunste twijgen werden takkenbossen gemaakt voor de broodoven. Uit de dikke stronken werden klompen gemaakt. Door de vooruitgang is de knotwilg als boerengeriefsboom overbodig geworden, maar gelukkig beseft men dat de knotwilg ook nog andere waarde heeft, namelijk als element in het landschap en als belang voor de natuur.
    Door eens in de drie tot zes jaren te knotten, ontstaan er grote knoesten die gemakkelijk inwateren. Het kernhout rot dan weg en de molm is een uitstekende voedingsbodem voor planten, je ziet dan een knotwilg waar b.v. fluitenkruid op groeit. Naast planten weten ook vogels de boom te waarderen. De gaten en holen bieden een uitstekende beschutting bij slecht weer en een goede nestgelegenheid voor o.a. holenduiven, kauwtjes en een zeer bijzonder soort; het steenuiltje. Dit uiltje, zo’n 25 cm groot, heeft een verenkleed dat hem goed camoufleert als hij urenlang op de uitkijk zit in een knotwilg. Vroeger werd wilgenbast gebruikt tegen reumatiek en jicht. Door op een stukje bast te kauwen verlichtte men de pijn, in de bast zit namelijk salicine, het hoofdbestanddeel van aspirine.

We blijven de Graaf Jansdijk volgen en gaan op de kruising rechtsaf en vervolgens links via de Jonkvrouw Geilstraat. Op het einde van de straat gaan we rechtsaf richting de Nederlands Hervormde Kerk aan de Nederherenweg.

  • De Nederlands Hervormde Kerk is gebouwd op Vlaamse wijze. Over de stichting van de kerk is geen juiste datum te geven, men vermoedt dat deze ligt in de veertiende eeuw. Van de oude middeleeuwse grote kruiskerk is alleen de veertiende eeuwse vieringtoren overgebleven. Men vermoedt dat in de tijd dat het Zwin nog druk bevaren werd, de kerk diende als vuurtoren, op het platte dak brandde ’s nachts het vuur. De huidige miniatuurkerk dateert uit 1653. In 1956- 1957 werden de kerk en toren gerestaureerd. Buiten de kerk vinden we het kerkhof. Aan de zuidkant werden de goede en gedoopte mensen begraven, aan de noordkant de slechte en ongedoopte. Naast het kerkpad begroef men ongedoopte baby’s die in het kraambed gestorven waren, men deed de babylijkjes in kookpotten. Men had de christelijke-heidense opvatting dat als zwangere vrouwen over het pad liepen, de ziel van de dode baby uit de pot zou springen en zich zou nestelen in de buik van de vrouw. Zo had het de kans opnieuw geboren en gedoopt te worden.

We lopen terug over de Nederherenweg richting het Marktplein van Sint Anna ter Muiden.

  • De ontstaansgeschiedenis van St. Anna ter Muiden start in het begin van de twaalfde eeuw. In deze tijd teisterde een zware stormvloed een deel van de Vlaamse Kust. Toen de zee terugtrok, ontstond een natuurlijke geul namelijk het Zwin. In die tijd was de nieuw gevormde zeearm één van de belangrijkste handelswegen van West-Europa. Brugge ontwikkelde zich tot een welvarende havenstad. Op het Zwin was het een af- en aanvaren van vele schepen. Aan de linkeroever van het Zwin ontstonden de nederzettingen Mude (St. Anna ter Muiden), Hoeke, Oostkerke, Monnikenrede (bestaat niet meer) en Damme. Als enige stad aan de rechteroever ontwikkelde zich Lamminsvliet, het huidige Sluis. Vanaf de veertiende eeuw nam de verzanding erg toe, eerst werd Brugge voor schepen onbereikbaar, daarna volgde Damme. De functie als haven werd overgenomen door St. Anna ter Muiden en Sluis. Door de vele inpolderingen en de aanleg van de internationale dijk (1872) werd de zeearm definitief afgesloten van de zee. Ondertussen was Mude ook een bedevaartsplaats geworden en was de naam veranderd in Sint Anna ter Muiden. In 1880 kwam dan de inlijving bij Sluis. Het unieke Marktplein vormt het middelpunt van St. Anna ter Muiden. De gerestaureerde huizen stammen uit de late zeventiende en achttiende eeuw en zijn gegroepeerd rondom een driehoekig pleintje met de monumentale dorpspomp. De huizen zijn in de periode van 1948- 1952 met medewerking van de Rijksdienst voor Monumentenzorg gerestaureerd. Het plein staat dan ook geheel onder monumentale zorg.

We verlaten het Marktplein via de Haven en voor ons zien we de waterpomp. De pomp is in Lodewijk de XVI stijl en dateert uit 1789. Op de voorzijde is het wapen van St. Anna ter Muiden zichtbaar. De letters S.P.Q.S.A.M. staan voor Senatus Populus Que St. Anna ter Muiden (de raad en de bevolking van St. Anna ter Muiden).

In 1817 wordt het wapen door de Hoge Raad van Adel als volgt beschreven: keel (=rood) met een anker van sabel (=zwart) met aan de ene zijde een zon en aan de andere zijde een halve maan, beide van goud. Het schild wordt vastgehouden door een griffioen van keel en sabel. Het schild heeft te maken met de scheepvaart. Het anker staat voor ankerplaats aan zee. De ster en maan dienden vóór het jaar 1300 als kompas. De afbeelding van de griffioen (roofvogel) met het lichaam van een leeuw en de kop en vleugels van een arend is een symbolische voorstelling om de onschendbaarheid van de rechten van de stad met kracht te handhaven.

Schuin tegenover de pomp staat het oude raadhuis (1650), Marktplein 12. Een raadhuis is een huis van de burgerij en daarom verschilt het nauwelijks met de andere woningen. Als teken van gezag draagt het een dakruiter met luidklok en windvaan. Op de klokkenstoel is het jaar 1790 ingesneden. Boven de ingang hangt het wapen van St. Anna ter Muiden. Naast het raadhuis staat de oude pastorie (1687). In de gevel zie je twee wapenstenen die niets met de geschiedenis van St. Anna ter Muiden te maken hebben. Het schild boven de deur is van de Franse familie de Puy du Pont de Seyn, het rechtse schild zou van een Duitse baron zijn. In de zijgevel zit het wapen van de provincie Zeeland met de wapenspreuk Luctor et Emergo, ik worstel en kom boven.

We verlaten het Marktplein en steken na circa 200 meter de St. Annastraat over. We gaan rechts richting de drukke hoofdweg, de Rondweg. Steek de Rondweg over en ga linksaf, volg het pad naast de Rondweg. We lopen onder de stenen brug door en wandelen ongeveer een kilometer via het Jaagpad langs de Damse Vaart. We lopen onder de stenen brug door en wandelen ongeveer een kilometer via het Jaagpad langs de Damse Vaart. Loop je weg terug over de Kaai, Meerminnestraat totdat je weer terug bent bij beginpunt het Belfort. Informatie over het Belfort vind je terug bij de 5km route.

De ‘Turken’ uit Sint Anna ter Muiden

Vroeger hadden vele steden en dorpen een ‘blazoen’ oftewel bijnaam/ spotnaam. De inwoners van Sint- Anna worden “Turken” genoemd. De halve maan op het stadswapen is één van de mysteries die er rond Sint Anna ter Muiden zijn. Vroeger was deze halve maan geen staande, maar een liggende maan. Zo’n halve maan wordt een Turkse maan genoemd. De Mudenaars wisten wel hoe zij aan een Turkse maan kwamen: Eens, lang geleden, hadden een paar zeelui uit Mude de Turken op zee een goede dienst bewezen. Uit dankbaarheid werden alle inwoners van Mude naar Turkije uitgenodigd en daar gastvrij ontvangen. Toen het tijd werd om weer naar hun vaderstad terug te keren, vroegen zij een symbool als blijvende herinnering aan de oprechte en hartelijke erkentelijkheid van de Turken. Dat was de Turkse maan, die de Mudenaars dankbaar in hun wapen plaatsten. De inwoners van St. Anna ter Muiden worden sindsdien ‘Turken’ genoemd.  

  • 62
  • 63
  • 64
  • 31
  • 45
  • 61
  • 62